6
‘Ik ben toch niet te vroeg, hè?’ vroeg Lizzie. David keek zo verbaasd toen hij de voordeur opendeed dat ze zich afvroeg of ze misschien op de verkeerde tijd of zelfs de verkeerde dag was gekomen. Instinctief keek ze op haar horloge… tien over zeven. Typisch Lizzie: altijd te vroeg of te laat. Al deed ze nog zo haar best, ze kwam nooit op tijd.
Meestal gooide ze haar armen om hem heen om hem met een knuffel te begroeten. Maar sinds het brievengeheim voelde dat niet goed. In plaats daarvan stond ze op haar tenen om een zoen op zijn wang te planten, en deed een stap naar achteren toen het een seconde te lang duurde voor hij reageerde.
‘Nee,’ zei David uiteindelijk. ‘Nee, je bent niet te vroeg.’
Hij zag er zo mogelijk nog beroerder uit dat de vorige keer. Zijn altijd zo rozige huid was grauw en hij had donkere wallen onder zijn ogen. ‘Alleen… ik had gedacht dat Jo als eerste zou komen.’
‘Is die er dan nog niet?’
Voor hij antwoord kon geven, klonk er vanuit de andere kant van het huis een gil, gevolgd door een dreun en gejammer.
David keek over zijn schouder. ‘Ik denk dat ik daar even naartoe moet… Kom binnen.’
Voor Lizzie de kans kreeg om hem te vragen hoe het met hem ging, was David de keuken in verdwenen. Niet dat ze het hoefde te vragen; ze kon zo wel zien dat hij er beroerd aan toe was.
Ze volgde hem de keuken in en overzag de chaos die Harrie en Charlie hadden aangericht met hun melk en koekjes. De eikenhouten tafel zat onder de kruimels en plasjes. Maar ook het houten aanrecht stond vol met vuile vaat, oude pakken cornflakes en de restanten van een of meerdere avondmaaltijden, en daar kon je de peutertjes moeilijk de schuld van geven.
‘Zal ik het even van je overnemen?’ bood Lizzie aan. Ze stevende doelgericht op het aanrecht af. ‘Ik begin vast. Jo komt zo meteen wel,’ zei ze. Alles beter dat dit ongemakkelijke rondhangen.
David wilde protesteren, maar Lizzie wuifde zijn bezwaren weg. ‘Ik dacht dat jij weg zou gaan,’ zei ze. ‘Toe maar, dan regel ik dit wel.’
David aarzelde. ‘Ik was… Ik ben… Het komt doordat…’ Toch bleef hij in de keuken rondlummelen. Was hij soms van plan om de hele avond thuis te blijven?
‘Nou, ga je nog, of hoe zit dat?’ zei Lizzie, die een imitatie van haar moeder ten beste gaf wanneer die argeloze colporteurs de stuipen op het lijf joeg. Ze hoopte maar dat hij de paniek in haar stem niet hoorde; deze avond werd al zwaar genoeg zonder David. ‘Ah, daar heb je de rest van de manschappen.’
Een derde van de ‘manschappen’ stond om de hoek verstopt, schuilend voor de regen.
‘Schiet nou op, man,’ mompelde Mona, terwijl ze haar niet erg doeltreffende paraplu rechttrok zodat de druppels niet meer langs haar rug liepen, maar in plaats daarvan haar laarzen en spijkerbroek doorweekten. Ze had Lizzie vijf minuten geleden zien parkeren en naar binnen zien gaan. Maar doordat het zo koud en nat was, leek het veel langer geleden.
Door de stromende regen staarde ze naar het grote Victoriaanse halfvrijstaande huis, en ze werd weer overvallen door het vertrouwde gevoel van er-niet-bij-horen. Nicci en David hadden het huis acht jaar geleden gekocht op een veiling, vlak nadat Mona terugkwam uit Australië. ‘Het moet wat aangepast worden aan de moderne behoeften,’ had de makelaar gezegd.
Dat was wel heel zwak uitgedrukt. ‘Koop het maar nu het nog overeind staat,’ zei Mona toen de trotse nieuwe eigenaren het pand aan hun vrienden lieten zien. Dat was voordat de aannemer het omtoverde in de hypermoderne eengezinswoning van Nicci’s dromen.
Mona had er in de tussenliggende jaren eindeloos veel zondagen en feestdagen doorgebracht en toch had ze nog altijd het gevoel overal buiten te staan. Dat was helemaal haar eigen schuld, dat wist ze best. Nicci, Lizzie en Jo waren al zo’n hecht clubje toen zij reageerde op hun advertentie voor een vierde huisgenoot in hun studentenhuis, dat zij zich altijd het vijfde wiel aan de wagen had gevoeld. Het hielp ook niet dat ze meteen na hun afstuderen had toegegeven aan haar reislust, terwijl de anderen nog bezig waren te beslissen wat ze met hun leven wilden doen. In Australië, zo ver mogelijk van huis, hoopte ze degene te vinden die ze wilde worden.
In plaats daarvan vond ze liefdesverdriet. Ook al leek het daar aanvankelijk niet op.
Overdag werkte Mona voor een uitzendbureau en ’s avonds deed ze een yoga-opleiding. Zo leerde ze Callie kennen, de lerares. En via Callie kwam ze in contact met Greg, haar broer. Hij was lang, blond en één brok zelfvertrouwen. Zo ongekunsteld als maar kon. Meteen toen ze hem zag, voelde Mona wat liefde (en lust) op het eerste gezicht inhield; ze kreeg nauwelijks lucht. Haar zwangerschap en een huwelijk, in die volgorde, hadden haar overvallen, en werden in bijna net zo’n hoog tempo gevolgd door geruchten over Gregs ‘scharreltjes’. Eerst weigerde ze nog te geloven dat de man van wie zij zoveel hield haar zoiets zou aandoen; later zag ze veel door de vingers, omwille van haar zoontje. Totdat hij bij haar wegging.
Hij verdween uit haar leven. Voor een blonde serveerster genaamd Justine. Het was een van de vele dingetjes waar ze Nicci en Jo en Lizzie nooit iets over had verteld. Ze kwam op achtentwintigjarige leeftijd terug naar Londen, met niets anders dan een passie voor yoga en een vijfjarig jongetje met grote ogen en een Star Wars-rugzakje. Het kind leek totaal niet op haar; hij was het evenbeeld van de man die haar in de steek gelaten had.
Met een geïrriteerde blik op haar horloge stampte Mona met haar voeten tegen de optrekkende kou, waardoor het water opspatte tegen haar broek. Tien voor half acht – wat spookten ze daarbinnen in godsnaam uit? En waar bleef Jo? Het regende minder hard, maar de onderste helft van haar spijkerbroek was doornat. Mona wist dat ze gewoon naar binnen moest, David onder ogen komen, klaar. Maar ze kon het niet. Net zoals ze Nicci niet had kunnen vertellen van Neil. Hoewel ze het zo vaak had willen doen.
Neil Osborne. Als ze zich daarvoor al buitengesloten voelde bij haar vriendinnen, dan was Neil de kroon op de vervreemding.
Omdat je op zonmiddag bij je familie hoorde te zijn, werden Mona en Dan altijd uitgenodigd voor de relaxte zondagse lunch aan Nicci’s enorme eikenhouten tafel, en bracht de minnaar van Mona Thomas zijn lunch door in zijn eigen huis. Bij zijn vrouw, Tracy (hoewel Mona haar nooit bij naam wilde noemen, net zoals ze ook haar gezicht niet wilde zien). Bij Tracy, dwong ze zichzelf te denken, en hun drie puberdochters.
En dus was het altijd Mona en Dan. Mona’s minnaar was er nooit bij om hun glas vol te schenken of haar even in haar knie te knijpen onder tafel; hij was er nooit om in Davids achtertuin een potje te voetballen, of over sport te praten in de keuken.
Neil was namelijk nog nooit uitgenodigd.
Niet dat Nicci en David hem er niet bij wilden hebben. Ze wisten alleen niet dat hij bestond. Geen van haar vriendinnen wist iets van hem af.
Ze waren er wel van op de hoogte dat hij ooit hád bestaan. Aanvankelijk hadden ze er zelfs nog wel een zusterlijk medeleven voor weten op te brengen. ‘Hij wil van twee walletjes eten,’ zei Jo, die hard moest lachen om haar eigen grapje. Mona had net opgebiecht dat ze was gevallen voor een getrouwde man, met alle gebruikelijke randverschijnselen: ‘Ik wist het eerst helemaal niet… Zijn vrouw begrijpt hem niet… Hij is thuis niet gelukkig… Ze zijn alleen nog bij elkaar voor de kinderen…’
‘Mona,’ had Nicci gezegd, terwijl Jo en Lizzie met hun ogen zaten te rollen. En toen riepen ze alle drie tegelijk hun favoriete citaat uit hun lievelingsfilm aller tijden, You’ve Got Mail: ‘He’s never going to leave her.’
‘Jullie hebben ook gelijk,’ zei ze, en ze dwong zichzelf te glimlachen en imiteerde Carrie Fisher, want dat wilden ze nu eenmaal graag: ‘You’re right. You’re right. I know you’re right.’
Maar dat was nu al drie jaar geleden. Langer zelfs. Wat zij niet wisten, was dat hij nog altijd in haar leven was. Ze dachten dat Mona hem had gedumpt, want dat had ze gezegd. En ze had ook niet zozeer gelogen, als wel enkele feiten verzwegen. Ze was ook echt van plan om een eind aan haar affaire te maken, maar telkens als ze hem dan weer zag, schoof ze het moment voor zich uit – totdat hij haar zomaar ineens had gedumpt, en haar hart tot haar verbazing en ontzetting opnieuw in gruzelementen lag.
Uiteindelijk was het gemakkelijker om de anderen te laten geloven dat zij hém had gedumpt. En toen ze daar zo blij mee waren dat Nicci een fles van haar roze lievelingschampagne van Laurent Perrier opentrok, wist Mona dat ze daar goed aan had gedaan. Veel beter dan hun de waarheid vertellen, namelijk dat ze alles – echt alles – zou doen om hem weer terug te krijgen, ondanks het feit dat zij zelf had meegemaakt hoe het was als je echtgenoot vreemdging en ze ook heel precies wist hoe het voelde om in de steek te worden gelaten.
Dus toen Neil kwam opdagen in het modieuze biologische restaurant waar zij de scepter zwaaide, en beweerde dat hij toch niet zonder haar kon – dat was letterlijk wat hij zei: ‘Mona, ik kan niet zonder jou’ – nou ja, toen ‘vergat’ Mona om dat aan haar vriendinnen te vertellen. En de keer daarna, en die daarna ook weer. En omdat er altijd een deel van haar leven was dat ze voor zichzelf had gehouden, voelde het bedrog niet eens zo onnatuurlijk. En daarna was het gewoon te laat, alsof ze de kans had gemist om hen de waarheid te vertellen. En nu… Nou ja, nu had ze die kans weer.
Het geluid van een auto die tot leven kwam, haalde Mona uit haar overpeinzingen, en ze kon nog net op tijd in de schaduw van een hoge tuinmuur stappen toen Davids gezinswagen voorbij reed en de tegengestelde richting insloeg. Bijna half acht. En nog steeds geen Jo. Lizzie was vast witheet.